Bescherm het recht om te geloven:
een wereldwijde oproep voor vrijheid van godsdienst

Gericht aan:

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres
De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, Volker Türk
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
De voorzitter van de Europese Raad, António Costa
Leiders van democratische regeringen
Ambassadeurs en diplomatieke vertegenwoordigers

Wij, ondergetekenden, verheffen onze stem om op te roepen tot de dringende bescherming en voortdurende bevordering van het fundamentele recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst wereldwijd, zoals vastgelegd in artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, waarin staat:

“Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, en de vrijheid om, alleen of in gemeenschap met anderen, in het openbaar of privé, zijn godsdienst of overtuiging te belijden door onderricht, praktijk, eredienst en godsdienstige verrichtingen.”

Toch zijn we in veel delen van de wereld nog steeds getuige van ernstige schendingen van dit fundamentele mensenrecht.

Volgens het rapport Vrijheid van Godsdienst in de Wereld 2025 van Kerk in Nood (ACN) leven vandaag de dag ongeveer 5,2 miljard mensen – bijna twee derde van de mensheid – in 60 landen waar vervolging, onderdrukking en discriminatie plaatsvinden door de staat en/of niet-statelijke actoren.

Leden van bijna alle religieuze groepen, waaronder boeddhisten, christenen, hindoes, joden en moslims, zijn het slachtoffer geworden van discriminatie (op het werk en op school), fysiek geweld, arrestatie, ontvoering, seksueel misbruik – en zijn zelfs vermoord – alleen maar omdat ze hun geloof wilden belijden.

Deze ernstige mensenrechtencrisis kan niet langer worden genegeerd.

In naam van de menselijke waardigheid doen wij daarom een oproep aan alle landen om artikel 18 volledig ten uitvoer te leggen.

Concreet roepen wij op tot het volgende:

1. Internationale instellingen en democratische regeringen moeten:
   
   
   • alle vormen van religieuze vervolging publiekelijk veroordelen;
   • vrijheid van godsdienst tot een prioriteit maken in het buitenlandbeleid en de diplomatieke betrekkingen;
   • passende maatregelen nemen tegen regimes die dit fundamentele recht herhaaldelijk schenden;
   • concrete stappen ondernemen, waaronder educatieve en juridische initiatieven, om schendingen te voorkomen, de effectieve bescherming van dit recht te waarborgen en de sociaaleconomische ontwikkeling van religieuze minderheden te bevorderen.
     
     
2. Risicovolle geloofsgemeenschappen bescherming bieden, met name in landen die kampen met sektarisch geweld of religieus extremisme. Dit heeft tot doel gedwongen migratie te voorkomen, zodat gemeenschappen in hun voorouderlijke huizen en op hun voorouderlijke grond kunnen blijven wonen.
   
   
3. Personen en groepen die te maken hebben met religieuze vervolging moeten de noodhulp en juridische bijstand krijgen die ze nodig hebben.