Voor een katholiek gezin in Pakistan is armoede bittere werkelijkheid

08/01/2019 Leuven – Na vijf jaar huwelijk adopteerden Gulzar Masih en zijn vrouw, een katholiek echtpaar, met de hulp van een familievriend een klein meisje uit een plaatselijk ziekenhuis. Ze noemden haar Meerab. Inmiddels is Meerab, die in Sargodha (Pakistan) woont, 19 jaar oud. Aan de pauselijke stichting en katholieke hulporganisatie Kerk in Nood vertelt ze over haar moeilijke leven en over haar doelen voor de toekomst.

“Mijn vader was Gulzar Masih, mijn moeder is Naasra Bibi. Ik heb een broer van acht jaar oud die Shahryar Gulzar heet. Ik maak deel uit van een katholiek gezin. Mijn vader werkte als dagloner in de bouwnijverheid en als schilder. Hij verdiende 200 Pakistaanse roepies per dag, wat ongeveer overeenkomt met 1,30 euro. Sommige dagen vond hij echter geen werk zodat wij af en toe helemaal niets te eten hadden.  Mijn vader had altijd de grootste moeite om in ons levensonderhoud te voorzien. Niettemin bedankten wij God voor Zijn zegen.

Op een dag werd mijn vader zwaar ziek en mijn moeder bracht hem naar het ziekenhuis. De dokter stelde de diagnose dat hij aan diabetes leed. Het geld voor een geschikte behandeling hadden wij echter niet zodat mijn vader aan de ziekte overleed.

Na zijn dood vond mijn moeder werk als huishoudhulp, ondanks het feit dat ze met talrijke zorgen en problemen werd geconfronteerd en verteerd werd door een groot verdriet. Haar loon moest dienen om onze dagelijkse huishoudelijke behoeften en de kosten voor ons onderwijs te dekken. Het inkomen van ons gezin was echter gering en de kosten hoog, zodat ik genoodzaakt werd om mijn opleiding op school te onderbreken. Mijn moeder moedigde mij aan om mijn geloof in God niet te verliezen. Ze zei dat Hij ons de weg zou tonen.  Elke nacht dacht ik aan mijn overleden vader en aan de uitzichtloze situatie van ons gezin. Daarom besloot ik om mijn moeder, die niet echt in goede gezondheid verkeerde, te helpen. Ze is vaak ziek en heeft last van een hoge bloeddruk.

Ik zei haar dat ik na schooltijd zou helpen en samen met haar of in haar plaats zou werken. Op een dag ging ik alleen naar het werk en de huiseigenaar, een man van zowat veertig jaar oud, vroeg mij om hem een kop thee te maken. Toen ik de thee naar hem bracht, greep hij mijn arm vast en kuste mij. Ik was bang om dat voorval aan mijn moeder te vertellen omdat ik dacht dat ze mij zou slaan. Maar toen dit zich bleef herhalen, vertelde ik het haar toch. Daarop liet ze mij niet langer samen met haar werken. Ik vroeg mij af of zij net als ik ook lastiggevallen werd.

Ik bad altijd tot God in de hoop dat Hij ons zou helpen en een uitweg uit onze miserie zou tonen. Enkele mensen brachten ons een bezoek en stelden voor om ons te ondersteunen.  Ik zette mijn opleiding aan de katholieke lagere school van de Heilige Anna verder. Mijn broer ging in die tijd ook naar dezelfde school maar wegens onze financiële problemen brak hij zijn opleiding af en ging in het bouwwezen als schilder werken.

Toen ik in de achtste klas zat, begon de gemeenschap van de heilige Vincentius a Paulo, die door ons bisdom wordt beheerd, ons financieel te ondersteunen. In het begin kregen wij een maandelijkse studiebeurs van 500 roepies, die na twee jaar werd verhoogd tot 1000 roepies. Later kreeg ik de toelating om mijn studies verder te zetten aan de middelbare school, die door een katholieke organisatie wordt geleid en een van de beste scholen van onze stad is. Ik ben onze schooldirecteur bijzonder dankbaar omdat hij al mijn schoolgeld liet vallen zodat ik mijn studies zonder enig probleem kon verder zetten.

Dankzij de goede mensen die God ons stuurde, kan ik een hogeschoolprogramma volgen dat een voorbereiding biedt op de studies geneeskunde aan de universiteit. Daar krijg ik met religieuze discriminatie af te rekenen, aangezien het een islamitische school is, maar ik weet dat God aan mijn zijde is. Ik woon in een straatarme regio en daarom geef ik ’s avonds gratis onderwijs aan zowat 200 kinderen. Ik zou heel erg graag dokter worden en de arme mensen helpen opdat niemand zou moeten sterven zoals mijn vader is gestorven.

In 2017 ondersteunde Kerk in Nood de Kerk in Pakistan met meer dan 900.000 dollar, onder andere met steun voor seminaristen, voor de kosten van het levensonderhoud van kloosterzusters en daarnaast ook voor de organisatie van een heel aantal pastorale programma’s.

Door Mark Sanawar

We gebruiken cookies op deze website. Indien u doorgaat gaan we er vanuit dat u deze toestaat.

Doe een gift

Schrijf me in voor de digitale nieuwsbrief

Voor een goed databeheer hebben we deze gegevens nodig. Ons privacybeleid